Academische vrijheid onder de loep

Gepubliceerd op: 15/04/2025

Als onderzoeker aan een universitaire afdeling Europees recht, heb je met regelmaat het genoegen de Brusselse bubbel te betreden. Stap uit de metro op het Place du Luxembourg, en je voelt het gewicht van de Europese samenwerking op je neerdalen. Je zou bijna spontaan in Ode an die Freude ontvallen.

5 februari was het er weer tijd voor. Die dag was ik in Brussel ter gelegenheid van de STOA (Panel for the Future of Science and Technology van het Europees Parlement) conferentie over academische vrijheid, of meer specifiek over ‘Perspectives on academic freedom from Europe and beyond’.

Tegen het eind van het programma zei de dagvoorzitter – de rector van een Nederlandse universiteit – iets opmerkelijks: de Europese Commissie zou geen juridisch instrumentarium hebben voor de bescherming van academische vrijheid, een grote zorg…

Juridisch instrumentarium: het bestaat wel

Groot of niet, de zorg is ongegrond: artikel 13 van het Grondrechtenhandvest van de Europese Unie (EU) beschermt academische vrijheid – expliciet – in alle gevallen waarin EU-recht ten uitvoer wordt gebracht door de instellingen van de EU én door lidstaten. Een misvatting, dus, dat de Commissie geen tools heeft voor de bescherming van de academische vrijheid. Het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Advocaat-Generaal die het Hof adviseerde in een zaak tussen de Commissie en Hongarije, zagen dat ook. Hongarije werd mede wegens een schending van de academische vrijheid veroordeeld, op grond van het Handvest.[1]

Misvattingen over de juridische bescherming van academische vrijheid zijn er wel meer.

Tijdens een van de colleges in een collegereeks over de Values of democracy in higher education over het recht op wetenschap, liep een Deense professor, niet-jurist, de verschillende beschermingsmechanismen van academische vrijheid langs. Van de bepalingen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) noteerde ze artikel 9: de vrijheid van gedachte, geweten en religie. Academische vrijheid wordt in het EVRM alleen niet beschermd onder artikel 9, maar onder artikel 10 (de vrijheid van expressie), en soms terloops onder artikel 2 van het tweede protocol (het recht op onderwijs).

Dit zijn slechts twee voorbeelden, maar het beeld mag duidelijk zijn: het juridisch kader waarbinnen academische vrijheid wordt beschermd is voor velen kennelijk een black box.

Het belang van meer helderheid over academische vrijheid

Dat de juridische betekenis van academische vrijheid niet goed bekend is, bijvoorbeeld doordat het EHRM nog maar weinig zaken over academische vrijheid heeft behandeld, maakt het ingewikkeld om te weten wanneer die academische vrijheid wezenlijk in het geding is. Om dat op een rijtje te hebben, moet je de reikwijdte van academische vrijheid kennen. Die reikwijdte is zelfs bij het identificeren van het juiste juridisch kader moeilijk af te bakenen.

Daarbij komt dat academische vrijheid niet slechts een juridisch concept is, maar ook buiten de sfeer van het juridische een leven leidt. Te pas en de onpas wordt de term academische vrijheid in de rondte geslingerd, bijvoorbeeld in relatie tot de-platforming of no-platforming, kritiek op wetenschappers en protesten op universiteitscampussen.

Dergelijke onderwerpen raken aan academische vrijheid, en het zou best zo kunnen zijn dat iemand een podium ontzeggen, kritiek leveren, of een protest verbieden implicaties heeft voor de ervaren academische vrijheid van de betrokken personen, maar daarbij komt het recht op academische vrijheid niet direct in het gedrang.

Verkokering en bewegingen in de richting van dogmatiek in de wetenschap zijn in wetenschappelijk opzicht problematisch, want er worden denkrichtingen mee afgesloten die voor waarheidsvinding belangrijk kunnen zijn. De academische vrijheid wordt daardoor alleen niet direct afgekneld. Daar is meer voor nodig, en dat meerdere zit hem bijvoorbeeld in censuur, ontslag, of zelfs vervolging voor bepaalde uitingen.

The devil is in the details

Een zekere mate van letterknechten in relatie tot academische vrijheid is dus geboden. Als we willen dat academische vrijheid als recht goed willen beschermen, moeten we ervoor zorgen dat de betekenis ervan niet te zeer verwaterd en dat het niet willekeurig als catchphrase wordt gebruikt. Daarvoor is dus van belang dat we scherp hebben hoe de juridische bescherming in elkaar steekt, maar ook wat de reikwijdte dan vervolgens precies is. Zonder de reikwijdtevraag eerst goed te beantwoorden, kunnen we ook niet identificeren wanneer academische vrijheid geschonden wordt, of dat er iets anders (problematisch) speelt. Dan kan je ook geen gepaste actie ondernemen.

Zonder een degelijke bescherming van academische vrijheid, wordt het voor de wetenschap welhaast onmogelijk om haar kritieke rol in de samenleving te vervullen. Het resultaat: feitenvrije politiek, slecht beleid, en verlies van een gedeelde waarheid. Dat zien we nu eigenlijk al gebeuren.

Filosofe Hannah Arendt waarschuwt daarenboven voor een nog duisterder scenario. “The ideal subject of totalitarian rule”, schrijft ze, is degene die echt en niet-echt en feit en fictie niet meer uit elkaar kan houden. Dat onderscheid, daarvoor waakt de wetenschap. Laten we daarom academische vrijheid goed beschermen, door allereerst te onderzoeken wat we er precies mee bedoelen.

[1] HvJEU 6 oktober 2020, Commissie t. Hongarije, C-66/18 (met inbegrip van de opinie van Advocaat-Generaal Kokott). In die zaak – in een zogeheten inbreukprocedure – werd Hongarije op de vingers getikt door de Commissie. De Hongaarse overheid kondigde een wet aan die het feitelijk onmogelijk maakte voor de Central European University om zich nog in Boedapest te vestigen. Dat bleek in strijd met zowel het recht van de Wereldhandelsorganisatie, de vrijheid van vestiging onder het EU-recht, en de academische vrijheid zoals die in het Grondrechtenhandvest van de EU wordt beschermd, en dan met name van de autonomie die universiteiten moeten hebben.